In het artikel “Thuis bevallen is minder eng dan je zou denken” (NRC, 15-01-2021) betoogt auteur Roanne van der Voorst dat we vrouwen minder angstig moeten maken voor een thuisbevalling, en tegelijkertijd zouden moeten zorgen dat ze meer autonomie en keuzevrijheid ervaren tijdens een ziekenhuisbevalling.
Zowel als gynaecoloog als moeder van 2 omarm ik dit: mijn dochter werd in het ziekenhuis geboren na een lange bevalling met de nodige interventies, maar tóch was dit een heel positieve ervaring door de regie en autonomie die ik had en de goede begeleiding die ik kreeg. Anderhalf jaar later had ik een fijne en bijzondere ervaring toen mijn zoon thuis in bad werd geboren, na een vlotte, ongecompliceerde bevalling (zie foto 💙).
In haar artikel refereert de auteur aan mijn onderzoek, waaruit zou blijken dat 10 tot 20 procent van de vrouwen een ziekenhuisbevalling als traumatisch ervaart, en 1 tot 3 procent er zelfs een posttraumatische stress stoornis (PTSS) aan overhoudt.
De auteur is helaas slordig geweest bij deze vermelding; Naast het verkeerd spellen van mijn achternaam, gaat het niet om onderzoek uit 2019, maar zijn de cijfers afkomstig uit de in dat jaar gepubliceerde – en door de Nederlandse gynaecologen vereniging (NVOG) geïnitieerde – multidisciplinaire richtlijn ‘Bevallingsgerelateerde PTSS’. Belangrijker nog is de onjuiste stelling van de auteur dat deze cijfers alleen gaan over ziekenhuisbevallingen. De genoemde cijfers betreffen zowel ziekenhuis- als thuisbevallingen, zowel 1e lijn als met medische indicatie. Zeker, PTSS komt vaker voor na medische complicaties en interventies, maar uiteindelijk zijn goede communicatie, ondersteuning en gevoel van regie en veiligheid vaak de belangrijkste voorspellers van een positieve bevallingservaring.
Niet de vrouwen die toch al in het ziekenhuis onder zorg zijn, maar juist degenen die tijdens de bevalling worden overgedragen van de eigen verloskundige naar de gynaecoloog zijn oververtegenwoordigd als het gaat om traumatische bevallingservaringen. Goede samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen kan uiteraard bijdragen aan de preventie hiervan. Kenmerkend voor deze overdrachten tijdens de bevalling, is dat het ineens (heel) anders loopt dan de barende hoopt of verwacht. En daarin is nog een wereld te winnen – iets wat volledig onderbelicht blijft in dit artikel.
Goede en realistische voorbereiding op de bevalling is cruciaal, en het helpt niet om je ogen te sluiten voor veel voorkomende handelingen of interventies. Waarmee ik niet wil impliceren dat je voor de zekerheid maar uit moet gaan van een horror-scenario, en natuurlijk mogen we als zorgverleners zelf ook kritisch kijken naar bijvoorbeeld redenen om de bevalling in te leiden.
Wél is het goed als je, zwanger van je eerste kind, weet dat uiteindelijk maar 7 procent van de vrouwen thuis bevalt, en meer dan 80 procent onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog in het ziekenhuis. Dat je weet dat 1 op de 3 vrouwen kiest voor een ruggenprik, en ook 1 op de 3 per keizersnee of vacuüm bevalt. Als je dit niet weet, hoort of opzoekt, dan is bij voorbaat de kans op teleurstelling of gevoel van falen wel heel groot.
Voorbereiding zou zich moeten richten op vrouwen het vertrouwen geven dat zij, hun lijf, samen met hun partner en zorgverleners, de bevalling aan kunnen, hoe deze ook verloopt. En nadenken wat in verschillende scenario’s voor hen belangrijk is om zich veilig en gehoord te voelen. Uiteindelijk hebben we – gynaecologen, verloskundigen, verpleegkundigen, zwangere vrouwen en hun partners – hetzelfde doel: Een gezonde moeder, een gezonde baby, én een positieve bevallingservaring.
0 Reacties op "Realistische scenario's"